Vergelijking Eurocodes en NEN-normen
Vergelijking eisen voor constructieberekeningen
NEN-EN 1990 (nieuw)
Gevolgklasse CC3 |
hoogbouw h >70 m | 1,49G + Σ 1,65ψ0, i Qk, i (a)
tribunes | i ≥1
tentoonstellings- |
ruimten | 1,32G + 1,65Qk, 1 + Σ 1,65ψ0, i Qk, i (b)
concertzalen | i >1
Gevolgklasse CC2 |
woongebouwen | 1,35G + Σ 1,5ψ0, i Qk, i (a)
kantoorgebouwen | i ≥1
openbare gebouwen |
industriegebouwen | 1,2G + 1,5Qk, 1 + Σ 1,5ψ0, i Qk, i (b)
(drie of meer | i >1
verdiepingen) |
Gevolgklasse CC1 |
bedrijfsgebouw | 1,22G + Σ 1,35ψ0, i Qk, i (a)
voor de landbouw | i ≥1
tuinbouwkassen |
éénsgezinswoning |
industriegebouwen | 1,08G + 1,35Qk, 1 + Σ 1,35ψ0, i Qk, i (b)
(1 of 2 verdiepingen) | i >1
NEN 6702 (oud)
Gevolgklasse CC3 | 1,35G (a)
| 1,2G + 1,5Qk, 1 + Σ 1,5ψ0, i Qk, i (b)
i >1
Gevolgklasse CC2 | 1,35G (a)
| 1,2G + 1,5Qk, 1 + Σ 1,5ψ0, i Qk, i (b)
i >1
Gevolgklasse CC1 | 1,35G (a)
| 1,2G + 1,3Qk, 1 + Σ 1,3ψ0, i Qk, i (b)
i >1
Zowel belasting combinatie (a) als belasting combinatie (b) moet ieder bouwwerk kunnen dragen.
met
G Permanente belasting [kN/m²]
Q Veranderlijke belasting [kN/m²]
daarbij onderscheidt men de maximaal optredende veranderlijke belasting voor Qk, 1 en de permanent aanwezige
waarde van de overige veranderlijke belasting ψ0,, i Qk, i met ψ0, i Gelijktijdigheidsfactor, deze verschilt per gebouw, zoals deze in de tabel hieronder wordt weergegeven, maar is in de
NEN-EN1990 en in de NEN6702 voor ieder verschillend gebouw even groot.
Σ, Σ Sommatie van i, respectievelijk i-1 belastinggevallen.
i ≥1 i >1
Zo kan er gerekend worden met extreme windbelasting, in combinatie met de (rekenkundig veronderstelde) permanent aanwezige waarde van de vloerbelasting.
Voor de wind geldt dan i = 1, en voor de vloerbelasting geldt dan
i = 2. De waarde van i is gelijk aan het i-de belastinggeval.
ψ0, i
woon- en verblijfsruimten 0,4
kantoorruimten 0,5
bijeenkomstruimten 0,25
winkelruimten 0,4
opslagruimten 1,0
daken 0
Tabel Gelijktijdigheidsfactoren als functie van de gebruiksfunctie
Uit de maatgevende maatgevende belastingcombinaties (a) en (b) zijn de daarbij behorende drukspanning evenwijdig vezels, drukspanning loodrecht vezels, trekspanning, buigspanning en de afschuifspanning te berekenen. Deze spanningen moeten kleiner zijn dan de rekenwaarde van de desbetreffende sterktes.
Conclusie: De nieuwe norm is soms strenger, en soms minder streng, dan de oude norm. Zo zou de nieuwe norm minder streng zijn bij gevolgklasse CC1 en bij onveranderlijke G en Q waarden als (vaak maatgevende) belastingcombinatie (b) maatgevend is ten opzichte van (a), en als geldt: G > 0,42 {Qk, 1 + Σ ψ0, i Qk, i},
i >1
als de sterkte van het bouwwerk in de oude en in de nieuwe norm ongewijzigd zou zijn. Omdat voor het verschil tussen de oude en de nieuwe norm onder deze voorwaarden geldt:
0,12G = 0,05 {Qk, 1 + Σ ψ0, i Qk, i}
i >1
Op de verbouwbeurs in de Jaarbeurs op 1 april jl. stelde ik aan veel exposanten de vraag waarom 1 april nu belangrijk is. Zelf wisten ze niet te vertellen dat eisen voor de constructieberekeningen veranderd waren. Uit het bovenstaande blijkt dat deze verandering bij de voor hen toepasbare gebouwen uit gevolgklasse CC1, waarbij de permanente belasting G groot genoeg zal zijn, bij de nieuwe norm minder streng zal zijn ten opzichte van de oude norm. Voor deze gebouwen zou deze onwetendheid voor deze exposanten bij de vermelde voorwaarden dus geen ramp zijn. Echter de kritische consument zou dan toch nog kunnen opmerken dat deze gebouwen te ruim gedimensioneerd zijn, en daardoor te duur zijn, voor zover ze nog steeds op basis van de oude norm berekend zouden zijn.
De waarden van de permanente belasting G verschillen in beide normen nauwelijks. Voor de veranderlijke belasting Q kunnen de verschillen groter zijn.
Als alle Q waarden in de nieuwe norm 20% zouden stijgen en G en de sterkte van het bouwwerk onveranderd blijven, is de nieuwe norm pas gunstiger bij gevolgklasse CC1 als:
G > 1,8 {Q(nieuw)k, 1 + Σ ψ0, i Q(nieuw)k, i}
i >1
Voor wind Qw kent de nieuwe norm gebieden langs de kust, waar ten opzichte van de oude norm met meer dan 40% hogere windbelastingen gerekend moet worden. Elders zijn op de verschillende hoogtes de verschillen maximaal circa 10% zowel in gunstige als in ongunstige zin. De rekenmethode is in meerdere opzichten anders. Voor projectontwikkelaars wordt dit hier niet nader uitgewerkt, omdat de resultaten hiervan niet zo veel voor het bouwwerk verschillen.
Voor sneeuw Qsn en voor de opgelegde belastingen Qop door het gebruik van het gebouw, zijn de verschillen tussen de oude en de nieuwe norm voor project ontwikkelaars verwaarloosbaar. De opgelegde belastingen zijn de belastingen door personen, meubels, verplaatsbare voorwerpen en voertuigen.
De weerstand van de constructie van staal, of van beton, of van hout, of van een ander materiaal is bij de nieuwe norm anders dan bij de oude norm. Bij beton mag afschuifdraagvermogen van het beton minder in rekening worden gebracht en zal het benodigde afschuifdraagvermogen dus ook door meer beugelwapening gedragen moeten worden. Ook bij staal is het afschuifdraagvermogen bij liggers aanzienlijk bepekt. Voor stalen liggers is echter het ongewijzigde buigkriterium veelal maatgevend voor de dimensionering. De nieuwe norm is ook strenger bij gelijktijdige druk en buiging van stalen liggers. Voor hout zakt de druksterkte loodrecht op de vezelrichting met een factor 1,8. De onderregel van houtskeletbouw moet hierdoor of groter of van een sterker houtproduct gemaakt worden. Nieuw in de norm is de toepassing van Laminated Vener Lumber LVL. Dit is een verdikte multiplex, waardoor de slechte knoesten niet meer over een grote dikte aanwezig zijn, zodat het materiaal meer dan twee keer zo sterk wordt. Het is dus geschikt voor de onderregel bij houtskeletbouw. Veel panlatten gaan er met traditioneel hout stuk, wat extra werk betekent. Met de sterkere LVL panlatten kan aanzienlijk op deze arbeid bespaard worden. LVL maakt het ook mogelijk dat de balken onder het dakbeschot veel verder uit elkaar kunnen liggen. Met dit materiaal kan men ook doosvormige constructies maken, waardoor vloeren tot 20 m kunnen overspannen. Ook T vormige constructies zijn in LVL mogelijk. Leidingen kunnen dan gemakkelijk door het lijf heenlopen. Door een slim gekozen massa veer massa veer opbouw wordt ook aan de hoge geluidseisen van het nieuwe Bouwbesluit goed voldaan. Het materiaal is licht snel te monteren en heeft een hoge eigenfrequentie, waarmee ook aan deze vaak maatgevende eis van het Bouwbesluit wordt voldaan. LVL vergroot ook de mogelijkheden van driescharnierspanten, vakwerken en gebogen kappen. Op de Floriade van 2012 in Venlo is er een dubbelgekromde constructie van LVL gemaakt. Verder worden er met LVL uitkragingen van 7 m gerealiseerd, zoals te zien in het natuurbelevingcentrum de Oostvaarders te Almere.
Vanaf 1 april worden de traditionele timmermansverbindingen niet meer in de norm vermeld. Door de verbeterde CNC machines worden deze verbindingen in de toekomst toch weer aantrekkelijk, zodat ze in de toekomst waarschijnlijk toch weer in de norm zullen worden opgenomen.
Voor projectontwikkelaars zijn de overige verschillen van de weerstand van de constructie minder relevant.